Taal is ook een belangrijk instrument voor de ontwikkeling van ons denken. We merken feiten en ervaringen op, combineren en ordenen deze en slaan ze op in ons geheugen.
Problemen binnen taalontwikkeling belemmeren de algehele ontwikkeling, cognitief en sociaal-emotioneel. Het kind kan een laag zelfbeeld ontwikkelen en heeft weinig zelfvertrouwen. Met ingrijpen op taalgevoelige leeftijd zullen geen grotere taalachterstanden plaatsvinden. Met als gevolg minder belemmering in communicatie en schoolprestaties en een positief zelfbeeld.
Hieronder maken we onderscheid tussen stoornissen in taalontwikkeling, achterstand in taalontwikkeling veroorzaakt door de omgeving en milieu en een (tijdelijk) achterstand in taalontwikkeling door meertaligheid, maar eerst wordt uitgelegd wat de fases van de normale taalontwikkeling zijn.
- Kind reageert op geluid.
- Kind maakt gevarieerde geluidjes: brabbelen.
- Begrijpt eenvoudige opdrachten.
- Zegt “papa”en “mama”.
- Reageert op eigen naam.
- Past klanken aan: sociaal brabbelen.
- Brabbelt uitgebreid (medeklinkers en lettergrepen).
- Begrijpt eenvoudige opdrachtjes en zinnetjes.
- Benoemt bekende voorwerpen.
- Begint meer woorden te zeggen dan “papa” en “mama”.
- Brabbelen neemt af.
- Begrijpt meer ingewikkelde opdrachtjes.
- Zegt eigen naam.
- Gebruikt zinnen van 2 tot 3 woorden.
- Begrijpt simpele opdrachten.
- Stelt vragen.
- Zinsbouw nog niet correct.
- 75% verstaanbaar.
- Gebruikt zinnen van 3-5 woorden.
- Taal lijkt op die van een volwassene.
- VVV-regel: Vierjarige is Verstaanbaar voor Vreemden.
- Maakt goed gevormde en samengestelde zinnen.
- Kan een gesprekje voeren.
Taal en woordenschat blijven zich ook na het 5de jaar verder ontwikkelen.
Deze kinderen hebben voldoende taalaanbod vanuit hun omgeving. Erfelijke aspecten kunnen hier meespelen.
Hoe weet je of er sprake is van een taalontwikkelingsstoornis?
Kinderen die daar last van hebben, kunnen een of meer van de volgende kenmerken vertonen.
-
Bij 4 jaar
- Het kind gebruikt geen correcte eenvoudige zinnen van 5 woorden. Bijv.; (De) beer gaat (een) koekje eten.
- Het kind is moeilijk te volgen, te begrijpen.
-
Bij 5 jaar
- Gebruikt weinig verschillende woorden en/of kan nieuwe woorden moeilijk onthouden (actieve woordenschat).
- Zoekt vaak naar juiste woorden en/of gebruikt vaak algemene woorden als ‘ding’, ‘dinges’, ‘die’.
- Vertelt veel, maar de inhoud is minimaal (“lege taal”).
- Maakt zinnen die grammaticaal niet kloppen.
- Heeft moeite met verbuigingen en vervoegingen (werkwoorden, meervouden, verkleinwoorden).
- Moeite met het vertellen van een logisch verhaal.
- Heeft moeite met het gebruiken van taal voor bepaalde doelen (vragen stellen, beargumenteren, oorzaak-gevolg verwoorden).
- Verwijzen naar logopedie.
- Onder constructie.
- Kind begrijpt vaak niet wat er verteld wordt; opdrachten/verhaaltjes e.d.
- Kind kijkt af wat andere kinderen doen en voert pas dan de opdracht uit.
- Verwijzen naar logopedie.
- Onder constructie.
Taalachterstand kan een gevolg zijn van externe factoren. De taalontwikkeling verloopt daarbij normaal, maar wel vertraagd.
-
Mogelijke oorzaken van de taalachterstand veroorzaakt door de omgeving en milieu
- Te weinig taalaanbod in het gezin. Er wordt te weinig met het kind gesproken of ouders hebben zelf een taalachterstand.
- Kind wordt thuis niet uitgedaagd om te gaan spreken.
- Slechte gezondheid; vaak ziek zijn.
- Gehoorstoornis.
- Aandachtsstoornis.
- Lage intelligentie.
- Moeite met contactname.
- Gedragsstoornis.
- Tweelingen die in hun eigen taaltje blijven steken.
- Onderliggende stoornissen laten onderzoeken/behandelen.
- Adviezen aan ouders hoe ze thuis de taal kunnen stimuleren.
- Extra woordenschattraining of intensief taalonderwijs op school.
- Bij ernstige achterstand of onvoldoende vooruitgang: verwijzen naar een logopedist of de Jeugdgezondheidszorg.
- Onder constructie.
Het behouden van de thuistaal is van belang om verbindingen tussen de generaties te behouden.
De band met de cultuur zorgt voor een goede identiteitsontwikkeling, wat een voorwaarde is voor een positieve sociaal-emotionele ontwikkeling.
Meertaligheid veroorzaakt geen taalstoornis en er is ook geen bewijs voor gevonden dat een kind met een taalstoornis geen meerdere talen kan leren.
- Het laten vallen van één van de talen is meestal niet nodig en niet wenselijk.
- Het kind heeft alle talen nodig om te kunnen functioneren en communiceren.
- De band met de cultuur d.m.v. de taal zorgt voor een goede identiteitsontwikkeling.
- Kennis van de ene taal helpt bij het leren van de andere taal.
- Let op dat het kind voldoende Nederlands aangeboden krijgt om de taal te leren.
- Eventueel een aanvullende taalprogramma aanbieden en contact met Nederlandse leeftijdgenootjes stimuleren.
- Geef ouders die gebrekkig Nederlands spreken NIET het advies om uitsluitend Nederlands met het kind te spreken.
- Vraag aan de ouders hoe de taalontwikkeling van de thuistaal verloopt. Is deze ook vertraagd, neem dan contact op met een logopedist of met de Jeugdgezondheidszorg.
- Onder constructie.