November 30, 2017

Vloeiendheid

Men spreekt van een stoornis als het vloeiend verloop van de spraak wordt belemmerd en de persoon er zelf last van heeft.

Spreken met opvallend veel haperingen, verkeerde pauzes of onduidelijkheden noemt men niet-vloeiend spreken.

Problemen met vloeiendheid van spreken worden onderverdeeld in twee aandachtsgebieden: stotteren en broddelen.

Niet-vloeiend spreken belemmert de communicatie.

Vloeiendheid

Stotteren is een spraakstoornis waarbij het vloeiende verloop van de spraakbeweging verstoord is. Stotteren begint meestal tussen het tweede en vijfde levensjaar. Dit is de tijd dat kinderen meer leren praten.
Het stotteren past in de fase van de spraak-/taalontwikkeling. We noemen dit fysiologisch stotteren.

Meestal verdwijnt het stotteren bij kinderen spontaan.
In gevallen waarbij het stotteren langer dan een half jaar aanhoudt, kan vroege interventie de ontwikkeling van ernstige problematiek voorkomen.

Stotteren kan soms gedurende een korte periode verergeren of juist afnemen en in sommige gevallen tijdelijk geheel verdwijnen.
Wel of geen stress in de omgeving van het kind kunnen meespelen.


  • Herhalen van woorden, lettergrepen of klanken (‘w-wat’).
  • Verlengen van woorden, lettergrepen of klanken (‘mmmaar’).
  • Blokkades: blijven hangen op woorden, lettergrepen of klanken (‘p.oes’).
  • Vervolgens wordt de klank of het woord er met veel spanning uitgeperst.
  • Kind is zich bewust van de haperingen.
  • Mee-bewegingen in het gezicht en/of van lichaamsdelen.
  • Verstoring van de ademhaling.
  • Transpireren en zichtbare spanningen.
    Verstoorde aansturing van de spieren die nodig zijn bij het spreken.
    Wanneer het kind zich van zijn stotteren bewust is, gaat het kind tegen het stotteren vechten met de volgende kenmerken tot gevolg:

  • Het vermijden van spreeksituaties.
  • Bepaalde woorden of klanken omzeilen.
  • Gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken.
  • Langzamer spreken, rust inbouwen.
  • Luister naar wat het kind zegt, niet hoe het kind het zegt.
  • Niet te snel reageren.
  • Kind laten uitspreken.
  • Verwijzen naar logopedist/stottertherapeut. Met de Screening Lijst voor Stotteren (SLS) kan worden onderzocht of verwijzing naar een logopedist geïndiceerd is.
    Onder constructie.
Broddelen wordt als spraakstoornis gemakkelijk verward met stotteren: de spreker formuleert slordig en is vaak slecht te verstaan.
Een verschil met stotteren is dat de broddelaar zijn herhalingen en onduidelijkheden in het spreken niet opmerkt, de stotteraar meestal wel. De broddelaar merkt wel dat er iets mis is met zijn spreken, maar hij weet niet precies wat.

  • Slappe uitspraak.
  • Vaak hoog spreektempo.
  • Ineenschuiven van woorden, bijvoorbeeld ‘tevisie’ in plaats van ‘televisie’.
  • Stopwoordjes.
  • Snelle herhalingen van klank en woorden.
  • Moeilijkheden met het formuleren van gedachten. Dit geldt ook voor schriftelijke formuleringen.
  • Vaak moeilijk te verstaan.
  • Soms hyperactiviteit en slechte concentratie.

    Onvoldoende rijping van het centraal zenuwstelsel. De spraak- en taalontwikkeling verloopt daardoor niet evenwichtig. De volle omvang van het probleem wordt pas duidelijk rond het zevende jaar, als de periode van de spraak- en taalontwikkeling voltooid is.

  • Een tijdige en adequate behandeling van de stoornis kan veel communicatiemoeilijkheden voorkomen.
  • Op latere leeftijd kan broddelen iemands carrière nadelig beïnvloeden, wanneer er hogere eisen aan de spreekvaardigheid gesteld worden. Dit geldt dan vooral voor mensen die broddelen en een spreekberoep hebben.
  • Lees de checklist broddelkenmerken.
  • Verwijzen naar logopedie.

    Onder constructie.